donderdag 30 december 2021
Originele publicatie downloaden:
Type bekendmaking:
algemeen verbindend voorschrift (verordening)



Nadere Regels Jeugdhulp Zoeterwoude 2022

Het college en burgemeester en wethouders van de gemeente Zoeterwoude;

 

Gelet op artikel 3 lid 2, artikel 14d, artikel 21 lid 4 en artikel 24 lid 2 t/m 6 van de Verordening Jeugdhulp 2022;

 

Besluit

 

Vast te stellen de Nadere Regels Jeugdhulp Zoeterwoude 2022.

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle definities die in deze nadere regels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de hierop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en de Verordening Jeugdhulp 2022.

  • 2.

    In deze nadere regels wordt verder verstaan onder:

    • a.

      (Boven)gebruikelijke zorg: Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. De ouder(s) zorgen voor de opvoeding van hun kinderen, dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling. Gebruikelijke zorg is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de ouders. Gebruikelijke zorg voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of verzorger conform de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Van ouders/verzorgers wordt verwacht maximaal te zoeken naar eigen oplossingen. Dit geldt ook bij uitval van de ouder in een éénoudergezin- of als beide ouders beperkingen ondervinden in de opvang en verzorging van de kinderen. Bovengebruikelijke zorg is alle zorg die de gebruikelijke zorg per dag overstijgt. Dit is onder meer afhankelijk van de leeftijd en de ontwikkeling van het kind, maar ook van de eigen kracht van de ouder(s). Bovengebruikelijke hulp kan in beginsel van ouder(s)/verzorger(s) worden verwacht.

    • b.

      Calamiteit: niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de jeugdhulp en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een jeugdige of een ouder heeft geleid”. (Jeugdwet, artikel 1.1);

    • c.

      Gespreksverslag: het verslag van het vraagverhelderingsgesprek tussen de jeugdige en/of ouder(s) en het Jeugdteam Leidse regio (Jeugdteam) inclusief de gemaakte afspraken over het vervolgonderzoek;

    • d.

      kortdurende zorg: zorg met een maximum van 3 kalendermaanden;

    • e.

      Melding: is een bericht (al dan niet schriftelijk) waarin door een jeugdige of zijn ouder(s), of een derde partij een hulpvraag wordt geuit;

    • f.

      Niet vrij toegankelijke jeugdhulp: de voorziening jeugdhulp die uitsluitend toegankelijk is op basis van een verwijzing van de gemeente, de huisarts, jeugdarts of medisch specialist of van een functionaris in justitieel kader als bedoeld in de wet;

    • g.

      Ouder: gezaghebbende ouder, adoptieouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt;

    • h.

      Respijtzorg: Biedt ouders de mogelijkheid om de zorgtaken voor hun kind tijdelijk over te dragen;

    • i.

      Vaktherapieën : De aanduiding vaktherapie is een clusterbenaming van de beroepen Beeldende therapie, Danstherapie, Dramatherapie, Muziektherapie en Psychomotorische (Kinder)Therapie. Sinds 1 januari 2017 valt ook speltherapie onder vaktherapie.

    • j.

      Vervoer: Het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden;

    • k.

      Waakvlamfunctie: langdurige, lichte ondersteuning voor kwetsbare jeugdigen en/ of gezinnen om terugval te voorkomen, nadat de resultaten uit het ondersteuningsplan van de casuïstiek van de gemeentelijke toegang zijn gerealiseerd en het hulpverleningstraject is afgerond.

    • l.

      Zorgovereenkomst: Een zorgovereenkomst is een contract tussen de zorgverlener en de budgethouder bij een persoonsgebonden budget. De budgethouder moet met elke zorgverlener een zorgovereenkomst afsluiten. In de zorgovereenkomst staan de afspraken over de zorg, de werktijden en de vergoeding.

Hoofdstuk 2 Toegang

Artikel 2.1. Toegang tot niet vrij toegankelijke jeugdhulp

  • 1.

    Iedere jeugdige en/of zijn ouder(s) die op grond van de Jeugdwet in de gemeente Zoeterwoude aanspraak kan maken op Jeugdhulp, kan zich rechtstreeks met een jeugdhulpvraag richten tot het college;

  • 2.

    Doorverwijzen naar niet vrij toegankelijke jeugdhulp geschiedt bij besluit van het college;

  • 3.

    Het college kan doorverwijzen naar de niet vrij toegankelijke jeugdhulp voor zover dit financieel past binnen het met de jeugdhulpaanbieder afgesproken maximale financiële plafond in betreffend jaar.

  • 4.

    Het college wijst niet door in die gevallen waarin het college tot het oordeel komt, al dan niet daarbij ondersteund door een deskundige of specialist, dat de vrij toegankelijke jeugdhulp niet voldoende inspeelt op de vragen en problemen van de jeugdige en zijn ouder(s).

  • 5.

    Besluiten worden binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag genomen. Deze termijn wordt ook aangehouden bij de continuering van de jeugdhulp.

Artikel 2.2. Hulpvraag

  • 1.

    De jeugdige en/of zijn ouder(s) kunnen een hulpvraag mondeling dan wel schriftelijk melden bij het college;

  • 2.

    Een hulpvraag kan ook door derden aan het college worden gemeld;

  • 3.

    Het college wijst de jeugdige en ouder(s) op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning;

  • 4.

    Het college kan de jeugdige en zijn ouder(s) uitnodigen zelf een gezinsplan op te stellen. In dat plan kunnen de jeugdige en/of zijn ouder(s) aangeven hoe ze zelf de opvoed- en opgroeisituatie voor hun kind(eren) willen verbeteren, de doelen die ze willen bereiken en het perspectief dat wordt beoogd.

Artikel 2.3. Vooronderzoek

  • 1.

    Het college bepaalt de aanspraak op zorg van de jeugdige aan de hand van het woonplaatsbeginsel zoals omschreven in de Jeugdwet;

  • 2.

    Het college verzamelt alle voor het gesprek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk een afspraak met de jeugdige en/of zijn ouders voor een gesprek;

  • 3.

    De jeugdige en/of zijn ouder(s) zijn zelf verantwoordelijk voor de volledigheid van de aanmelding eventueel met bijgevoegde rapportages e.d.

Artikel 2.4. Gesprek/onderzoek/plan

  • 1.

    Na de melding en het vooronderzoek worden de jeugdige en/of de ouder(s) uitgenodigd voor een gesprek. In dit gesprek stelt het college vast of er sprake is van opvoed -of opgroeiproblemen en welke hulp noodzakelijk is (de zogenaamde triage). Op basis van het triagegesprek stelt het college samen met de jeugdige en/of zijn ouder(s) een plan op. In het geval dat ouders een pgb willen aanvragen, dienen de jeugdige en/of zijn ouder(s) een gezinsplan, inclusief budgetplan te overhandigen aan het college. Dit gezinsplan bevat een motivering van de jeugdige en/of zijn ouders(s) waarom zij het aanbod van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders (zorg in natura) in deze specifieke situatie niet passend achten en een budgetplan, waarin de kosten van de beoogde jeugdhulp en besteding van het pgb inzichtelijk worden gemaakt;

  • 2.

    Kinderen, ongeacht hun leeftijd, worden altijd gehoord. Uitzondering hierop is als kinderen zelf nadrukkelijk aangeven dit niet te willen. Indien, in uitzonderlijke gevallen, het niet mogelijk is de jeugdige te horen, dan kan de jeugdige worden geobserveerd, dan wel het sociaal netwerk, deskundigen of betrokken hulpverleners om nadere informatie of advies worden gevraagd. Een kind vanaf 12 jaar wordt altijd gehoord.

  • 3.

    Nadat de noodzakelijke hulp in kaart is gebracht, moet worden onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Dit wordt vermeld in het gezinsplan.

Artikel 2.5. Aanvraag

De jeugdige en/of zijn ouder(s) kunnen een aanvraag voor een niet vrij toegankelijke individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college. Uit de aanvraag blijkt welke ondersteuning wordt aangevraagd door de jeugdige en/of zijn ouder(s) en welke resultaten met deze ondersteuning worden beoogd. Deze aanvraag wordt ondertekend door de jeugdige en/of zijn ouder(s) en het college. Deze datum is bepalend voor de beslistermijn van 8 weken, hierop is artikel 4:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing.

Artikel 2.6 Behandeling aanvraag

  • 1.

    Een jeugdige en/of zijn ouder(s) komen in aanmerking voor een individuele voorziening indien:

    • a.

      De jeugdige op eigen kracht, of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving, geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden. Bij de beoordeling of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige of zijn ouders, eventueel met steun van het sociaal netwerk, toereikend zijn om zelf de gevraagde jeugdhulp te bieden, wordt rekening gehouden met:

      • -

        de benodigde ondersteuningsintensiteit van de jeugdige;

      • -

        de duur daarvan;

      • -

        de mogelijkheden van de jeugdige of zijn ouders;

      • -

        de draagkracht en de belastbaarheid van de ouders;

      • -

        de samenstelling van het gezin en de woonsituatie;

      • -

        het belang van de ouders om te voorzien in een inkomen;

      • -

        de mogelijkheden en de bereidheid van het sociale netwerk om de jeugdige of zijn ouders te ondersteunen;

      • -

        bij gescheiden ouders, zijn beide ouders met gezag verantwoordelijk voor het bieden van ondersteuning, en

    • b.

      Er geen oplossing kan worden gevonden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken een algemene voorziening of een vrij toegankelijke jeugdhulpvoorziening, of;

    • c.

      Geen oplossing gevonden kan worden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van voorzieningen die beschikbaar zijn op grond van voorliggende wetten;

  • 2.

    Het college neemt het gespreksverslag en het gezinsplan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag voor een individuele voorziening;

  • 3.

    Voor de inzet van de ingekochte niet vrij toegankelijke jeugdhulpvoorziening (ZIN) volstaat het getekende gezinsplan.

Artikel 2.7 Waakvlam

Nadat de resultaten uit het gezinsplan van de casuïstiek van het Jeugdteam zijn gerealiseerd en het hulpverleningstraject is afgerond kan, indien naar oordeel van het college op deze jeugdige/ dit gezin van toepassing, de waakvlamfunctie van start gaan om terugval te voorkomen.

Artikel 2.8 Afbakening Jeugdwet

  • 1.

    Voor jeugdhulp geldt dat gemeenten geen voorzieningen hoeven te treffen als er aanspraak mogelijk is op de Wlz, of als er een recht op zorg als bedoeld bij of krachtens de Zvw en/of Passend Onderwijs bestaat;

  • 2.

    Voor de overgang van 18- naar 18+ geldt dat:

    • a.

      als de zorg vanaf 18 jaar op grond van een andere wet (Zvw, Wlz of Wmo) kan worden verleend, de gemeente niet meer jeugdhulp plichtig is;

    • b.

      als het om een vorm van jeugdhulp gaat die voor meerderjarigen niet op grond van een andere wet kan worden voortgezet (met name jeugd- en opvoedhulp, niet zijnde jeugd- GGZ of jeugd-LVG), dan blijft de gemeente wèl verantwoordelijk voor het voortzetten van de jeugdhulp tot 23 jaar, behoudens artikel 1.1, lid 3 Jeugdwet;

  • 3.

    Zorg in de (aanvullende) ziektekostenverzekering is een uitsluitingsgrond, hieronder vallen de vaktherapieën. Dit geldt voor zowel pgb als zorg in natura (ZIN). Er kan geen individuele jeugdhulpvoorziening worden verstrekt voor vaktherapie, tenzij dit een onderdeel is van een multidisciplinaire geneeskundige behandeling in het kader van de geneeskundige ggz. (De desbetreffende jeugdhulpaanbieder kan dan onder eigen regie vak therapie inzetten). Voor enkel vaktherapie kan geen individuele jeugdhulpvoorziening worden verstrekt en wordt verwezen naar de (aanvullende) zorgverzekering;

  • 4.

    Respijtzorg biedt ouders de mogelijkheid hun zorgtaken voor hun kind tijdelijk aan een ander over te dragen. Hierdoor kunnen zij af en toe vrijaf nemen van de zorg voor hun kind en kunnen zij de zorg voor hun kind beter volhouden. Respijtzorg is een belangrijk middel om overbelasting van ouders te voorkomen. Respijtzorg kan aangevraagd worden door middel van een jeugdhulpvoorziening of in het kader van de Wlz of Zvw.

  •  

  • Onder respijtzorg verstaan we niet jeugdhulp die bedoeld is voor naschoolse opvang of opvang tijdens de schoolvakanties. In zeer specifieke omstandigheden kunnen jeugdigen gebruik maken van een naschoolse opvang of vakantieopvang. Dit geldt voor jeugdigen die onder cluster 1 en 2 onderwijs volgen, jeugdigen die cluster 3 en 4 onderwijs volgen en jeugdigen die zeer agressief gedrag vertonen en BSO-plus voorziening onvoldoende begeleiding kan bieden;

Artikel 2.7. Vervoer

  • 1.

    Een tegemoetkoming voor vervoer kan alleen worden toegekend tezamen met een vorm van jeugdhulp van en naar de dichtstbijzijnde locatie waar die jeugdhulp kan worden geboden binnen de regio en bij gecontracteerde aanbieders;

  • 2.

    Vervoer dient de gebruikelijke zorg en de eigen kracht van het netwerk te boven te gaan;

  • 3.

    Vervoer naar onderwijs-zorglocaties zal plaatsvinden met behulp van en volgens de regels van het leerlingenvervoer gedurende de lesweken. In de vakantieperiode kan dit vervoer in een andere vorm mogelijk gemaakt worden. Voor toetsing van de zelfredzaamheid wordt het Jeugdteam en/of de betrokken zorgaanbieder geraadpleegd;

  • 4.

    De uitvoering van het vervoer kan plaatsvinden op basis van een pgb, door de gemeente of door de jeugdhulpaanbieder;

  • 5.

    De vervoersvoorziening kan bestaan uit het vervoer door derden in opdracht van de zorgaanbieder of in opdracht van het college. In uitzonderlijke gevallen kan er een taxi worden ingezet.

  • 6.

    De door de gemeente gecontracteerde vervoerder/gecontracteerde jeugdhulpaanbieder organiseert het vervoer. Als er geen gebruik gemaakt kan worden van de collectieve voorziening, wordt er vanuit de Jeugdwet een individuele voorziening geboden.

Artikel 2.10 Dagbesteding en dagbehandeling

Onderwijs en de jeugdhulpaanbieder stellen gezamenlijk een ontwikkelperspectiefplan (OPP) op, voor jeugdigen die dagbehandeling en/of dagbesteding ontvangen en staan ingeschreven op het onderwijs. In het OPP staan gezamenlijke doelen ten behoeve van terugkeer van de jeugdige naar het onderwijs.

Hoofdstuk 3 Het Persoonsgebonden Budget (pgb)

Artikel 3.1. Pgb

Indien alle stappen zoals genoemd in hoofdstuk 2 zijn genomen en het college van oordeel is dat dat de zorg via een pgb kan worden ingekocht, dan zijn de volgende artikelen van toepassing:

 

  • 1.

    Het pgb gaat niet eerder in dan de datum van het ondertekenen van de aanvraag bij artikel 2.5;

  • 2.

    Het college kan, na zorgvuldige afweging, de beschikking voor een kortere termijn toekennen dan door de jeugdige en/of zijn ouder(s) wordt gevraagd;

  • 3.

    De hoogte van het pgb wordt vastgesteld aan de hand van het gezinsplan en budgetplan;

  • 4.

    Naar het oordeel van het college is geborgd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen;

  • 5.

    Het pgb bedraagt niet meer dan de maximale kosten van de door het college gecontracteerde individuele jeugdhulpvoorzieningen in natura;

  • 6.

    Het college heeft de mogelijkheid om de zorgovereenkomst in te zien als het dit nodig acht;

  • 7.

    Het pgb kan flexibel worden opgenomen als dit in het gezinsplan nadrukkelijk is opgenomen;

  • 8.

    Het college beoordeelt of de budgethouder voldoende bekwaam is om de bijbehorende taken uit te voeren. Bij de beoordeling van de bekwaamheid wordt rekening gehouden met het Taken Kennis Vaardigheden (TKV) kader. Toetsing vindt plaats door het college in samenspraak met de aanvrager aan de hand van meerdere toetsingscriteria. Bij twijfel aan de bekwaamheid en/of de goede intenties van de budgetbeheerder kan een VOG worden gevraagd, tenzij de budgetbeheerder familie in de 1e lijn is. Mocht het college van oordeel zijn dat de persoon dan wel met hulp uit zijn sociaal netwerk of van zijn (wettelijk) vertegenwoordiger niet bekwaam is voor het houden van een pgb, dan kan het college het pgb weigeren;

  • 9.

    De richtlijnen voor begeleiding die met ingang van 1 oktober 2020 in werking zijn getreden voor Zorg in Natura en als zodanig zijn vastgelegd in de dienstomschrijvingen Jeugdhulp van Holland Rijnland, zijn van toepassing op alle zorgaanbieders van pgb.

Artikel 3.2. Functiecategorieën pgb

Het pgb kan worden toegekend voor de volgende functiecategorieën:

  • a.

    wonen;

  • b.

    dagbehandeling en dagbesteding;

  • c.

    ambulante jeugdhulp.

Artikel 3.3. Persoonsgebonden budget voor de inzet van het sociaal netwerk

  • 1.

    De jeugdige en/of ouder(s) aan wie een pgb wordt toegekend, kunnen alleen jeugdhulp betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren, als de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van ouders niet toereikend zijn om te leveren wat nodig is;

  • 2.

    De jeugdige en/of ouder(s) aan wie een pgb wordt toegekend, kunnen alleen jeugdhulp betrekken van personen die tot het sociaal netwerk behoren, als aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de inzet van het sociaal netwerk is aantoonbaar gelijkwaardig of doelmatiger dan professionele ondersteuning;

    • b.

      de geboden hulp is passend, adequaat en veilig;

    • c.

      de zorgverlener, die daarnaast mogelijk ook gebruikelijke hulp verleent, heeft aangegeven dat de zorgverlening voor hem niet tot overbelasting leidt;

    • d.

      de persoon uit het sociale netwerk mag op geen enkele wijze druk op de jeugdige en/of zijn ouders hebben uitgeoefend bij hun keuze voor zorgverlener.

    • e.

      de hulp moet vanwege de aard van de beperking worden geboden door een persoon met wie de jeugdige vertrouwd is en goed contact heeft;

  • 3.

    De jeugdige en/of ouder(s) aan wie een pgb wordt toegekend kunnen alleen jeugdhulp betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren voor begeleiding, dagactiviteiten, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf;

  • 4.

    In aanvulling op lid 2 onder a, wordt inzet van het sociaal netwerk met een pgb in ieder geval aantoonbaar gelijkwaardig of beter geacht, indien twee of meerdere van de volgende omstandigheden aan de orde zijn:

    • -

      de hulp is vooraf niet goed in te plannen;

    • -

      de hulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;

    • -

      de hulp moet op veel korte momenten per dag geboden worden;

    • -

      de hulp moet op verschillende locaties worden geleverd;

    • -

      de hulp moet 24 uur per dag en op afroep beschikbaar zijn.

  • 5.

    Verzorging bij kortdurende ziekte kan niet toegekend worden uit het pgb sociaal netwerk. Ouders kunnen wel gebruik maken van respijtzorg (zie toelichting nadere regels).

  • 6.

    De zorgverlener is minimaal 18 jaar.

  • 7.

    De jeugdige en/of ouder(s) dragen de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de kwaliteit van de jeugdhulp die zij betrekken van personen die tot het sociaal netwerk behoren;

  • 8.

    Voorafgaand aan de toekenning en indien nodig tussentijds – wordt altijd onderzocht of (een combinatie) met ZiN mogelijk is;

  • 9.

    In het zorgplan is expliciet opgenomen hoe met de inzet van het sociaal netwerk wordt voldaan aan artikel 2.3 van de Jeugdwet en dus hoe de inzet van het sociaal netwerk in het kader van jeugdhulp leidt tot:

    • a.

      gezond en veilig opgroeien;

    • b.

      groeien naar zelfstandigheid en

    • c.

      voldoende zelfredzaam zijn en maatschappelijk participeren, rekening houdend met leeftijd en ontwikkelingsniveau

  • 10.

    Inzet uit het sociaal netwerk wordt in het kader van de Verordening Jeugdhulp en deze Nadere Regels Jeugdhulp beschouwd als informele zorgverlening waarop het tarief voor het sociaal netwerk van toepassing is.

  • 11.

    Jeugdigen die met een pgb ondersteuning betrekken van personen die tot het sociaal netwerk behoren, mogen het pgb niet besteden bij tussenpersonen of belangenbehartigers, of aan administratie- of reiskosten.

  • 12.

    Voor de ureninzet van het sociaal netwerk hanteert het college de volgende richtlijn:

  •  

  • Als een kind naar school gaat:

  •  

  • Voor kinderen tot 7 jaar:

    • -

      maximaal een half uur per dag om thuis te werken aan grotere zelfredzaamheid (begeleiding). Hier voor worden doelen opgesteld en een tijdsplanning wanneer de doelen gehaald worden;

    • -

      maximaal een half uur per dag voor persoonlijke verzorging.

  • Voor kinderen van 7 tot 12 jaar:

    • -

      maximaal 45 minuten per dag om thuis te werken aan vergroting zelfredzaamheid. Hiervoor worden doelen opgesteld en een tijdsplanning gemaakt wanneer de doelen gehaald worden;

    • -

      maximaal een half uur per dag voor persoonlijke verzorging.

  • Voor kinderen van 12 tot 18 jaar:

    • -

      maximaal 1u per dag om thuis te werken aan vergroting zelfredzaamheid. Hiervoor worden doelen opgesteld en een tijdsplanning gemaakt wanneer de doelen gehaald worden;

    • -

      maximaal een kwartier per dag voor persoonlijke verzorging.

  • Voor kinderen die niet naar school gaan:

    • -

      persoonlijke verzorging hetzelfde als bij schoolgaand.

    • -

      vergroting zelfredzaamheid ophogen:

      tot 7 jaar: drie kwartier per dag;

      7-12 jaar: 1 uur per dag;

      12-18 jaar: 1 uur per dag.

Artikel 3.4. Beschikking

  • 1.

    De beschikking wordt opgesteld bij het toekennen van een PGB en bevat ten minste de volgende punten:

    • a.

      Naam, telefoonnummer + e-mailadres van de medewerker die het PGB namens het college heeft toegekend;

    • b.

      De naam van de jeugdige;

    • c.

      Datum raadplegen BSN;

    • d.

      De ondersteuningsvraag;

    • e.

      De beslissing (product, bedrag en termijn);

    • f.

      Opbouw van de berekening;

    • g.

      Bezwaarclausule.

Artikel 3.5. Besteding van het persoonsgebonden budget

  • 1.

    Voorwaarde voor het verstrekken van een PGB is dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) het persoonsgebonden budget aanwenden voor de ondersteuning zoals is opgenomen en goedgekeurd in het gezinsplan;

  • 2.

    Wanneer de jeugdige en/of zijn ouder(s) verschillende vormen van jeugdhulp nodig hebben kunnen zij er voor kiezen om een deel van de zorg in natura af te nemen en een deel zelf in te kopen met een pgb. Per productcategorie is maar één verstrekkingsvorm mogelijk.

  • 3.

    Na toekenning van een pgb controleert de gemeente bij de SVB of het budget is aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Wanneer dit niet het geval is, dan wordt er contact met de ouder(s) opgenomen en onderzocht waarom dit is, of het PGB alsnog besteed gaat worden en of er andere hulp noodzakelijk is;

  • 4.

    De jeugdige en/of zijn ouder(s) geven de SVB opdracht voor het uitvoeren van betalingen aan hun zorgverleners. Het opstellen van een zorgovereenkomst als onderdeel van het gezinsplan geldt als voorwaarde voor het uitbetalen van zorgverleners uit het pgb;

  • 5.

    Bij een verandering in de zorgvraag waardoor het budget anders wordt ingezet, vragen de ouders het college hiervoor toestemming. Als dit niet wordt gedaan, dan kan het college dit beschouwen als onjuiste verstrekking van informatie.

  • Het college heeft ook de mogelijkheid om het pgb te herzien bij een verandering in de zorgbehoefte.

Artikel 3.6. Evaluatie

  • 1.

    Het college houdt zicht op het uitnutten van het pgb en evalueert ten minste 1 keer per jaar de resultaten van de ingezette zorg in pgb.

Hoofdstuk 4 Nader te benoemen niet vrij toegankelijke voorziening

Artikel 4.1. Diagnostiek en behandeling van Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED)

  • 1.

    Toeleiding naar diagnostiek en behandeling voor Ernstige Enkelvoudige Dyslexie geschiedt altijd via het onderwijs, dit geldt voor zowel ZiN als pgb. De toeleiding geschiedt conform de meest recente versie van ‘Signalering, diagnostiek en behandeling van ernstige, enkelvoudige dyslexie’;

  • 2.

    Er wordt alleen een pgb afgegeven wanneer de EED is vastgesteld op de basisschool en uiterlijk voor het 13e jaar;

  • 3.

    Een verklaring van EED moet zijn afgegeven door een dyslexiebehandelaar aangesloten bij het Nederlands Kwaliteit Instituut. Daarnaast is de hoofdbehandelaar in het bezit van een BIG-registratie.

Hoofdstuk 5 Kwaliteit

Artikel 5.1. Kwaliteitseisen

  • 1.

    De jeugdhulp die wordt ingekocht is kwalitatief verantwoord en voldoet zowel voor ZiN als pgb ten minste aan de volgende eisen:

  • Jeugdhulpaanbieders (zowel voor ZiN als pgb):

    • a.

      Hebben medewerkers in dienst die in bezit zijn van een Verklaring Omtrent Gedrag;

    • b.

      Hebben medewerkers in dienst die beschikken over een SKJ- of BIG-registratie;

    • c.

      Beschikken over een passende aansprakelijkheidsverzekering;

    • d.

      Verlenen veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte hulp;

    • e.

      Werken volgens de norm van verantwoorde werktoedeling;

    • f.

      Werken volgens de richtlijn van 1G1P1R;

    • g.

      Dienen een kwaliteitssysteem te hebben;

    • h.

      Hebben een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • i.

      Hebben een meldplicht bij een calamiteit;

    • j.

      Hebben een meldplicht geweld bij de verlening van jeugdhulp;

    • k.

      Hebben de beschikking over een klachtencommissie;

    • l.

      Hebben de beschikking over een cliëntenraad indien de Jeugdwet dat vereist;

    • m.

      Vragen toestemming voor verlening jeugdhulp;

    • n.

      Hebben de verplichting een vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.

    • o.

      staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als jeugdhulpaanbieder, hebben een KVK-nummer en staan geregistreerd bij het CIBG.

  • 2.

    Zelfstandige Zonder Personeel, ingekocht via een pgb:

    • a.

      Is in het bezit van een Verklaring Omtrent Gedrag;

    • b.

      Beschikt over een SKJ- of BIG-registratie;

    • c.

      Beschikt over een passende aansprakelijkheidsverzekering;

    • d.

      Verleent veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte hulp;

    • e.

      Werkt volgens de richtlijn van 1G1P1R;

    • f.

      Handelt naar landelijke protocollen, richtlijnen en kwaliteitscodes;

    • g.

      Heeft een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • h.

      Heeft een meldplicht bij een calamiteit;

    • i.

      Heeft een meldplicht geweld bij de verlening van jeugdhulp;

    • j.

      Heeft de beschikking over een klachtenprocedure;

    • k.

      Heeft de verplichting een vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.

  • 3.

    Personen uit het sociaal netwerk, die voor hun inzet worden betaald vanuit een pgb:

    • a.

      zijn in het bezit van een Verklaring Omtrent Gedrag, tenzij de zorgverlener familie in de 1e lijn, is.

    • b.

      verlenen veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte hulp;

    • c.

      beschikken over de voor de hulpvraag benodigde competenties, kennis en vaardigheden om verantwoorde hulp te bieden.

    • d.

      werken op basis van een integraal gezinsplan, waarin benoemd is:

      welke doelen bereikt worden met het pgb en wanneer en hoe het gezinsplan, inclusief het gebruik van pgb, door de jeugdige en/of ouders en een medewerker van het team geëvalueerd wordt;

    • e.

      bespreken eventuele zorgen op het gebied van veiligheid met ouders en Jeugdteam en nemen bij ernstige zorgen op het gebied van veiligheid contact op met de daarin gespecialiseerde instantie (Veilig Thuis);

    • f.

      melden calamiteiten direct aan het Jeugdteam.

Artikel 5.2. Kaders specialistische Jeugdhulp

Het college stelt inhoudelijke regels vast conform de actuele versie van de dienstomschrijvingen. (Bijlage 1; https://jeugdhulphollandrijnland.nl/documenten/).

Artikel 5.3. Toezicht

De gemeente houdt toezicht op kwaliteit en rechtmatigheid. Er geldt een verplichting tot volledige medewerking aan toezicht en aangekondigd en onaangekondigd onderzoek door de gemeente (of door ons daartoe aangewezen derden).

Hoofdstuk 6 Medezeggenschap

Artikel 6 Medezeggenschap

  • 1.

    Adviesraad WMO & Jeugd van de gemeente Zoeterwoude kan het college voorstellen doen voor het beleid betreffende jeugdhulp, en het college adviseren bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp. Het college voorziet hierbij Adviesraad WMO & Jeugd van de gemeente Zoeterwoude van ondersteuning om zijn rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college nodigt minimaal eenmaal per jaar ingezetenen, cliënten en vertegenwoordigers van cliënten uit voor overleg over beleid betreffende jeugdhulp en de uitvoering daarvan. Het college maakt dit overleg minimaal 6 weken van te voren openbaar bekend. Daarbij worden genodigden opgeroepen punten voor de agenda aan te dragen.

  • 3.

    Het college kan het in lid 2 genoemde overleg organiseren in samenwerking met de colleges van andere gemeenten van de regio Holland Rijnland.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1. Afwijkingsbevoegdheid

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouder(s) afwijken van deze nadere regels indien toepassing van deze regels gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de nadere regels te dienen doelen.

Artikel 7.2. Citeertitel

Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: Nadere Regels Jeugdhulp Zoeterwoude 2022.

Artikel 7.3. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze ‘Nadere Regels Jeugdhulp Zoeterwoude 2022’ treden in werking per 1 januari 2022.

  • 2.

    De ‘Nadere Regels Jeugdhulp Zoeterwoude 2018’ worden ingetrokken.

Artikel 7.4. Overgangsbepaling

Op de aanvragen die tot en met de datum van inwerkingtreding van de ‘Nadere Regels Zoeterwoude 2022’ zijn ingediend, zijn de ‘Nadere Regels Jeugdhulp Zoeterwoude 2018' van toepassing.

Aldus vastgesteld op 16 november 2021

Burgemeester en wethouders van de gemeente Zoeterwoude

Toelichting op Nadere Regels Zoeterwoude 2022

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

2.a. (boven) gebruikelijke zorg: Het door ouders aan kinderen bieden van een woonomgeving waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat en zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans die nodig is bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid, is voor alle leeftijden gebruikelijke zorg.

Wanneer zorg als bovengebruikelijke zorg volgens de richtlijn van het CIZ wordt aangemerkt, wil dit niet zeggen dat de ouders, eventueel met behulp van het sociaal netwerk, niet voldoende draagkracht hebben de boven gebruikelijke zorg te leveren. Voor een verdere weging kunnen onderstaande punten gebruikt worden:

  • a.

    is de ouder in staat de noodzakelijke hulp te bieden;

  • b.

    is de ouder beschikbaar om de noodzakelijke hulp te bieden;

  • c.

    levert het bieden van de hulp door de ouder geen overbelasting op;

  • d.

    ontstaan er financiële problemen in het gezin als de hulp door de ouder wordt geboden?

De effectiviteit van hulp geboden door de ouders zit hem vaak in de voortdurende nabijheid die nodig is om de hulp te kunnen bieden wanneer dit nodig is, dus op ongeplande tijden. De duur en de omvang van de benodigde hulp kan de gebruikelijke zorg ver overstijgen, waardoor langdurige aanpassingen in het leven van de ouder(s) nodig is om de draagkracht te verruimen om de draaglast van de hulp te kunnen leveren.

Soms is het bieden van hulp aan en zorgen voor een kind zo zwaar dat sprake is van overbelasting. Er is dan geen of beperkt evenwicht meer tussen draagkracht (=belastbaarheid) en draaglast (=belasting), vaak gekenmerkt door fysieke en/of psychische klachten van de ouder/verzorger. Vaak is het overnemen van de bovengebruikelijke zorg voldoende om dit evenwicht te herstellen.

De in de Jeugdwet bedoelde maatstaven eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen van de ouder(s) bieden geen ruimte voor een beoordeling van de financiële draagkracht van een gezin om zelf jeugdhulp te kunnen verlenen en/ of te bekostigen.

 

In het onderzoek naar de gezinssituatie, kan de financiële situatie indirect wel meewegen in het bepalen van de ‘eigen kracht’. Indien in het gezin bijvoorbeeld schuldenproblematiek speelt, kan dit van grote invloed zijn op de draagkracht van een gezin.

 

Artikel 2.1. Toegang tot niet vrij toegankelijke jeugdhulp

Het Jeugdteam Leidse regio is door het college gemandateerd voor de inzet van niet vrij toegankelijke hulp.

 

Artikel 2.2. Hulpvraag

Lid 3. De jeugdige en/of zijn ouder(s) kunnen voor hun aanvraag tot jeugdhulp gebruik maken van gratis cliëntondersteuning. Deze kan worden aangevraagd bij MEE of bij het Adviespunt Zorg Belang.

 

Artikel 2.4. Gesprek/onderzoek/plan

Lid 1. Volgens de Jeugdwet dient de aanvrager te motiveren dat het bestaande (gecontracteerde) aanbod van zorg in natura niet passend is en hij daarom een pgb wenst. Het is van belang dat de aanvrager kan aantonen dat de verstrekking van een pgb aantoonbaar leidt tot gelijkwaardige of betere en effectievere ondersteuning. Ook moet de aanvrager beargumenteren dat de ondersteuning aantoonbaar doelmatiger is. Het opstellen van een gezinsplan zorgt ervoor dat de aanvrager nadenkt over zijn zorgvraag en het doelbereik, deze uitwerkt en concretiseert, om daarmee de kwaliteit van zorg te evalueren.

Vragen die beantwoord moeten worden bij de motivatie in het gezinsplan:

  • -

    Waarom wil de aanvrager een pgb en geen zorg in natura

  • -

    Welke ondersteuning wordt met het pgb ingekocht ?

  • -

    Welke doelen/resultaten worden er met de ondersteuning bereikt?

Lid 2. Het horen door het college van de jeugdige wordt als noodzakelijk geacht om het onderzoek op adequate wijze te verrichten. Indien, in uitzonderlijke gevallen, het niet mogelijk is de jeugdige te horen, dan kan de jeugdige worden geobserveerd, dan wel het sociaal netwerk, deskundigen of betrokken hulpverleners om nadere informatie of advies worden gevraagd. Indien wenselijk dan wel noodzakelijk (de beoogde zorg zal thuis worden geleverd) worden de jeugdige en vertegenwoordiger gehoord in de thuissituatie.

 

Lid 4. Gezinsplan en budgetplan

In het geval dat ouders een pgb willen aanvragen, dienen de jeugdige en/of zijn ouder(s) een gezinsplan, inclusief budgetplan, te overhandigen aan het college;

In het gezinsplan wordt benoemd:

  • a.

    dat een maatwerkvoorziening nodig is;

  • b.

    de persoonlijke, specifieke, persoonsgebonden jeugdhulp die beoogd wordt;

  • c.

    een motivering waarom het aanbod van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders (zorg in natura) in zijn specifieke situatie niet passend is naar het oordeel van de aanvrager;

  • d.

    hoe de inwoner het pgb gaat besteden; en

  • e.

    welke doelen gerealiseerd worden met het pgb.

Het budgetplan is een onderdeel van het gezinsplan. Hierin staat hoe het pgb wordt besteed. De zorgvrager beschrijft in het budgetplan:

  • a.

    de geleverde zorg;

  • b.

    een opgave van de kosten van deze jeugdhulp;

  • c.

    hoe en waar de zorg geleverd gaat worden;

  • d.

    door welke aanbieder / zorgverlener uit sociaal netwerk de zorg geleverd gaat worden;

  • e.

    hoe wordt toegezien op de uitvoering van de zorg;

  • f.

    hoe wordt toegezien op de kwaliteit en doelmatigheid van de zorg;

op welke wijze de zorgvrager het budget gaat beheren en rapporteren. Hieruit blijkt dat de budgethouder voldoende bekwaam is om de verantwoordelijkheid van het budgetbeheer op zich te nemen;

  • g.

    wanneer en op welke wijze het gebruik van het pgb, de doelmatigheid van de verleende ondersteuning en het budgetbeheer door de jeugdige en/of de ouders, een medewerker van het jeugdteam en de zorgverlener wordt geëvalueerd; In het geval dat een pgb voor een periode langer dan 1 jaar wordt verstrekt, vindt de evaluatie ten minste 1 keer per jaar plaats. Indien een pgb wordt verstrekt voor een periode van een jaar of korter vindt de evaluatie ten minste 1 keer in de zes maanden plaats.

Artikel 2.5 Aanvraag

Er wordt voor het doen van een aanvraag in principe gewerkt met de richtlijn 1Gezin1Plan1Regisseur. Ouders kunnen voor akkoord tekenen of voor gezien.

 

Artikel 2.6 Behandeling aanvraag

Er kan een pgb worden verstrekt voor vaktherapie als dit een onderdeel is van een multidisciplinaire geneeskundige behandeling in het kader van de geneeskundige ggz.

Voor enkel vaktherapie kan geen pgb worden verstrekt en wordt verwezen naar de (aanvullende) zorgverzekering.

 

Artikel 2.7 Waakvlam

Veel jeugdhulp wordt ingezet voor jeugdigen in kwetsbare gezinnen, met een lage sociaaleconomische status en schuldenproblematiek. Juist bij deze kwetsbare jeugdigen en/of gezinnen is inzet van de verschillende wettelijke kaders en budgetten op gemeenteniveau essentieel: Wmo, Participatiewet, Jeugdwet. Bij kwetsbare gezinnen kunnen ook veiligheidsproblemen spelen. Bedoeling moet zijn dit soort problemen voor te zijn en te voorkomen. Deze jeugdigen en/of gezinnen kunnen gebaat zijn bij langdurige, lichte (waakvlam)ondersteuning nadat de resultaten uit het ondersteuningsplan van de casuïstiek van de gemeentelijke toegang zijn gerealiseerd en het hulpverleningstraject is afgerond. Om terugval te voorkomen belegt het Jeugdteam de waakvlamfunctie.

 

Artikel 2.8 Afbakening Jeugdwet

Wet langdurige zorg (Wlz)

In de wet is vastgelegd wanneer iemand toegang heeft tot de Wlz (Art 3.2.1 Wlz): Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:

  • a.

    permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of

  • b.

    24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,

    • door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of

    • door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.

Er is geen recht op jeugdhulp, indien de jeugdige in aanmerking komt voor de Wet langdurige zorg. De verzorgers zijn verplicht om een aanvraag in te dienen voor de Wlz, indien de jeugdige voldoet aan de eisen die de Wlz stelt.

 

Zorgverzekeringswet (Zvw)

Gaat een jeugdige met psychische klachten naar de huisarts en kan de (praktijkondersteuner van de) huisarts deze klachten afdoende behandelen, dan is dit verzekerde zorg die onder de Zvw valt. Als de jeugdige is aangewezen op meer specialistische zorg en begeleiding, dan valt de geestelijke gezondheidszorg aan jeugdigen tot 18 jaar onder de Jeugdwet.

Intensieve Kind Zorg (IKZ) onder de Zvw

Jeugdigen die in aanmerking komen voor Intensieve Kind Zorg, zijn jeugdigen:

  • -

    met zwaar complexe somatische problematiek met een behoefte aan permanent toezicht;

  • -

    met lichtere complexe problematiek, waarbij 24-uur zorg per dag in de nabijheid nodig is in combinatie met specifieke verpleegkundige handelingen zoals intraveneuze medicatietoediening. Zorg aan minderjarigen met ernstige medische problematiek die onder de verantwoordelijkheid staan van een medisch specialist of kinderarts.

Voor intensieve kindzorg geldt dat naast verpleging en daarmee samenhangende verzorging ook begeleiding thuis, verblijf in een kinderhospice, verzorging en begeleiding op school, kortdurend verblijf en opvang in een verpleegkundig kinderdagverblijf inclusief het vervoer van en naar dit dagverblijf onder de Zvw-aanspraak vallen.

 

Overige zorg uit de Zvw

Indien er geen sprake is van IKZ, maar wel van verpleging valt ook dit onder de Zvw. Als verpleging en daarmee samenhangende persoonlijke verzorging samen worden aangeboden, vallen beiden onder de Zvw. Als verpleging wordt aangeboden met begeleiding komt de zorg uit twee wetten: verpleging valt onder de Zvw en de begeleiding valt onder de Jeugdwet.

 

Passend Onderwijs

Alle leerlingen die extra onderwijsondersteuning nodig hebben, zowel als er sprake is van een lichte als van een zware (onderwijs) ondersteuningsbehoefte, komen in aanmerking voor Passend onderwijs. Passend onderwijs houdt in dat scholen extra onderwijsondersteuning bieden. Het gaat dan om didactische en pedagogische ondersteuning die nodig is om de onderwijsdoelen te bereiken. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan ondersteuning van de leraar of een (tijdelijke) plaats voor de leerling in een bovenschoolse voorziening, het speciaal basisonderwijs of het (voortgezet) speciaal onderwijs. In het (voortgezet) speciaal onderwijs is expertise beschikbaar voor de specifieke doelgroep van de school.

 

Indien men zich kan verzekeren voor bepaalde zorg, zoals respijtzorg, dan wordt verwacht dat men zich hiervoor verzekert.

 

Artikel 2.9 Vervoer

Voor de gesloten jeugdzorg is het onderstaande niet van toepassing: daarvoor is in de Jeugdwet een aparte bepaling (art. 6.3.5 Jeugdwet) opgenomen waarbij het beveiligde vervoer geregeld wordt via de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DVO).

Lid 1. Vervoer binnen de Jeugdwet is alleen voor de jeugdige, en waar nodig zijn begeleider, van en naar de locatie waar jeugdhulp wordt geboden. Vervoer van ouders om hun kind te bezoeken valt hier niet onder.

Lid 2. Het inzetten van een vervoersvoorziening is beperkt tot het vervoer naar de meest dichtstbijzijnde aanbieder welke, naar redelijkheid, de meest minimaal noodzakelijke en passende zorg zou kunnen bieden. Dit is ter beoordeling van het college. De inhoud van de zorg is hierbij leidend. Een uitzondering hierop wordt gevormd door jeugdhulp met verblijf, indien er een langere wachttijd is dan 8 weken.

Lid 3. Voor vervoer naar jeugdhulpaanbieders die verder zijn gelegen dan 20 kilometer buiten de regiogrens geldt dat alleen kosten op basis van openbaar vervoer, of in uitzonderlijk geval eigen vervoer kan worden vergoed.

Lid 4. De Jeugdwet gaat uit van de eigen kracht van ouders. Jeugdhulp is pas van toepassing voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn. Dit is ook van toepassing op vervoer. Eerst dient te worden onderzocht of ouders het vervoer zelf kunnen organiseren. Bij het wegen van eigen kracht worden verschillende opties onderzocht, in de volgende volgorde:

  • a.

    Vergoeding van openbaar vervoer;

  • b.

    Vergoeding van eigen vervoer (km-tarief);

  • c.

    Aangepast vervoer in de vorm van een taxi, of zo nodig een rolstoeltaxi.

In de volgende situaties is er sprake van gebruikelijke zorg die van ouders in gemiddelde omstandigheden mag worden verwacht:

  • a.

    Afstanden tot 6 kilometer van huis;

  • b.

    Afstanden tot 750 km in totaal per jaar;

  • c.

    Ophalen na 17.00 uur;

  • d.

    Halen en brengen in het weekend (vrijdag 17.00 uur tot en met zondagavond 24.00 uur).

Lid 5. Van een onderwijs-zorglocatie is sprake indien een onderwijsinstelling met BRIN-nummer en een zorgaanbieder op dezelfde of zeer nabijgelegen locatie een geïntegreerd aanbod hebben van zowel onderwijs als jeugdhulp. Dit vervoer valt onder het leerlingenvervoer, met de daarbij behorende regels zoals opgenomen in de verordening leerlingenvervoer.

Lid 6. Indien er recht op vervoer ontstaat kan de uitvoering daarvan plaatsvinden door middel van een PGB indien ouders het vervoer zelf organiseren, door de jeugdhulpinstelling indien het bij die instelling is gecontracteerd of het kan door de gemeente worden georganiseerd.

 

Artikel 3.1. Taken pgb

Het Jeugdteam geeft namens het college een pgb af tot de maximumleeftijd van 18 jaar.

Soms is de ondersteuningsvraag nog aanwezig als de jeugdige 18 jaar wordt. De begeleiding kan dan doorlopen. Dit moet zijn opgenomen in het perspectiefplan.

 

Het pgb op grond van de Jeugdwet eindigt. Als voortzetting van hulp noodzakelijk is, wordt een aanvraag voor hulp op grond van de WMO ingediend. Afstemming tussen de cliënt, de WMO-zorgconsulent en het Jeugdteam Zoeterwoude is van belang. Er zijn vier mogelijkheden als de jongere 18 jaar wordt:

  • 1.

    Ouder(s) en de jongvolwassene nemen contact op, omdat na het 18e jaar het budget afloopt en ze dat niet wenselijk vinden;

  • 2.

    De ondersteuningsvraag is al bekend bij het Jeugdteam en het Jeugdteam neemt contact op met de jongere/de ouder(s), samen en/of afgestemd met het betrokken WMO-zorgconsulent;

  • 3.

    Indien het een nieuwe zorgvraag betreft, pakt de WMO-zorgconsulent de vraag op;

  • 4.

    In uitzonderlijke gevallen kan het zijn dat er geen enkel ander wettelijk kader van toepassing is. Het PGB kan dan doorlopen op grond van de Jeugdwet tot 23 jaar (verlengde jeugdhulp).

Lid 8. Bekwaamheid/pgb Vaardigheid

 

Van de jeugdige of zijn ouders wordt verwacht dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen. Een jeugdige of zijn ouders moet duidelijk kunnen maken welke problemen deze heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning deze gebaat is. Om na te gaan of de aanvrager of diens vertegenwoordiger op verantwoorde wijze met het pgb om kan gaan, wordt de bekwaamheid beoordeeld.

Om de bekwaamheid van de budgethouder te beoordelen wordt rekening gehouden met het Taken Kennis Vaardigheden (TKV) kader:

  • 1.

    De budgethouder overziet zijn situatie en ondersteuningsvraag: kan aangeven welke problemen worden ondervonden, hoe deze zijn ontstaan en welke ondersteuning nodig is;

  • 2.

    De budgethouder is op de hoogte van de regels, verplichtingen en verantwoordelijkheden (inclusief de financiële aspecten) die horen bij een pgb;

  • 3.

    De budgethouder is in staat en verplicht een pgb-administratie bij te houden: onder andere inzicht hebben in de gefactureerde en/of gedeclareerde bedragen en hierover verantwoording moeten kunnen afleggen;

  • 4.

    De budgethouder is in staat te communiceren met andere partijen;

  • 5.

    De budgethouder is in staat zelfstandig te handelen en voor een zorgverlener te kiezen;

  • 6.

    De budgethouder is in staat afspraken in een ondersteuningsplan en/of zorgovereenkomst te maken en vast te leggen en te wijzigen indien nodig;

  • 7.

    De budgethouder kan beoordelen of de geleverde zorg kwalitatief goed is: de doelstelling in het ondersteuningsplan kunnen bewaken;

  • 8.

    De budgethouder kan de inzet van zorgverleners coördineren: weten hoe te handelen bij verlof en ziekte van de hulpverlener;

  • 9.

    De budgethouder is in staat om als werk- of opdrachtgever de zorgverlener(s) aan te sturen;

  • 10.

    De budgethouder heeft voldoende juridische kennis over het werk- of opdrachtgeverschap of weet deze kennis te vinden.

De bekwaamheid voor het hebben van een pgb wordt door het college in samenspraak met de aanvrager getoetst, het oordeel van het college is hierin leidend. Bij twijfel aan de bekwaamheid en/of de goede intenties van de budgetbeheerder kan een VOG worden gevraagd. Het college kan bij de beoordeling gebruik maken van de pgb-test zoals deze wordt aangeboden door Per Saldo. De uitslag van deze test wordt door het college betrokken bij het besluit op de aanvraag. Indien de aanvrager op onderdelen onvoldoende scoort, kan hij ervoor kiezen zich, onder eigen verantwoordelijkheid, hierop te trainen. Als een herbeoordeling nadien door het college positief geacht wordt, kan alsnog een pgb verstrekt worden .

Mocht het college van oordeel zijn dat de persoon dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn (wettelijk) vertegenwoordiger niet bekwaam is voor het houden van een pgb, dan kan het college het pgb weigeren.

Bij jeugdigen onder de 16 jaar zijn het de ouders of diens wettelijke vertegenwoordiger die over de bekwaamheid moeten beschikken om zorg in te kopen. Bij jeugdigen tussen de 16 en 18 jaar (met een uitloop tot 23 jaar) kan het echter voorkomen dat de jeugdige zelf het contract aangaat. De jeugdige moet dan zelf bekwaam geacht worden.

 

Artikel 3.2 Functiecategorieën

Vervoer via het pgb kent geen aparte functiecategorie, omdat vervoer altijd in combinatie met een andere jeugdhulpvoorziening wordt toegekend. Daarnaast is het ook mogelijk om vervoer aan te vragen zoals omschreven in artikel 2.9.

 

Artikel 3.3, lid 2 sub a: Inzet sociaal netwerk

Het college dient slechts een pgb te verstrekken als de jeugdige of ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die geleverd wordt door een gecontracteerde aanbieder niet passend achten. Indien het een persoon uit het sociale netwerk betreft dient de jeugdige of ouder tevens voldoende te motiveren dat dit tot gelijkwaardige of betere en efficiëntere ondersteuning leidt en gelijkwaardig of doelmatiger is dan het betrekken van jeugdhulp van een persoon buiten het sociale netwerk. Ook is voldoende onderbouwd op welke wijze de inzet van het sociaal netwerk leidt tot het gezond en veilig op groeien, toe groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam zijn en maatschappelijk participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.

 

Artikel 3.3 lid 2 sub c: Overbelasting

Het verlenen van zorg mag niet leiden tot het besluit tot opzeggen van dienstverband of verminderen van arbeidsparticipatie, vrijwilligers werk en andere reguliere werkzaamheden en dagbesteding (dit heeft een negatieve invloed op zelfredzaamheid en belastbaarheid van gezin). Dan leidt het geven van zorg dus tot overbelasting en is deze persoon niet de aangewezen persoon om hulp te verlenen. Dit vergroot de kwetsbaarheid van een gezin en verkleint de zelfredzaamheid.

 

Artikel 3.3 lid 7 Kwaliteit

Onder kwaliteit wordt ook verstaan het behalen van doelen. Indien deze niet gehaald worden, wordt met de ouders besproken of (tijdelijke) inzet van professionele hulp hierbij kan helpen.

 

Artikel 3.3 lid 9 Zorgplan

In het zorgplan moeten de doelen duidelijk worden omschreven. Dan kan ook daar het (evaluatie)gesprek met ouders over gevoerd worden. Indien de zorgverlener naar inschatting van het college het kind onvoldoende begeleidt in zijn ontwikkeling, is dat aanleiding om te bezien of aanvullende zorg noodzakelijk is. Worden de doelen niet tijdig gehaald, dan wordt onderzocht of inzet van professionele ondersteuning hieraan kan bijdragen

 

Vrije tijd en vakantie

  • a)

    Vrijetijdsbesteding is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van ouders, en wordt gefinancierd door ouders zelf. Mochten de financiële middelen dit niet toelaten, dan wordt er gekeken naar een voorliggende voorziening om hierin bij te dragen. De normale contributie (lidmaatschap) of activiteitkosten zijn niet uit jeugdhulpmiddelen te bekostigen. Bij het normaliseren van de hulp betekent dit dus dat de basiskosten van vrijetijdsbesteding voor rekening van de ouders komen. PGB voor bovengebruikelijke zorg in vrije tijd en vakantie kán onderdeel zijn van een PGB, mits het jeugdhulpdoelen dient.

  • b)

    Vakantie is een bijzondere vorm van vrijetijdsbesteding. Tijdens de vakantie bevat gebruikelijke zorg dat ouders er voor de kinderen zijn en voor elkaar. Om die reden wordt er dan meer van ouders verwacht. Begeleiding vanuit eigen netwerk moet feitelijk extra oppas/begeleiding inhouden en niet de inzet van een ouder. In een vakantieperiode moet er, indien mogelijk, minder ingezet worden op jeugdzorgdoelen. Er zal in de vakantie een aangepast pgb ingezet worden.

Respijtzorg

Respijtzorg biedt ouders de mogelijkheid hun zorgtaken voor hun kind tijdelijk aan een ander over te dragen. Hierdoor kunnen zij af en toe vrijaf nemen van de zorg voor hun kind en kunnen zij de zorg voor hun kind beter volhouden. Respijtzorg is een belangrijk middel om overbelasting van ouders te voorkomen. Respijtzorg kan aangevraagd worden door middel van een PGB.

 

Artikel 4.1 EED

De samenwerkende partners bij dyslexiezorg zijn gemeente, scholen en zorgaanbieders. Scholen zijn verantwoordelijk voor signalering en begeleiding van kinderen met dyslexie of ernstige leesproblemen. De gemeente is verantwoordelijk voor dyslexiezorg bij Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED).

 

Het document ‘Signalering, diagnostiek en behandeling van ernstige, enkelvoudige dyslexie’ is te vinden via https://jeugdhulphollandrijnland.nl/documenten.

 

Artikel 5.1 Vertrouwenspersoon

Artikel 5.1 gaat in op de kwaliteit. Een algemene kwaliteitseis is dat de Jeugdwet gemeenten verplicht tot het beschikbaar stellen van een onafhankelijke vertrouwenspersoon voor Jeugdwetcliënten.

De functie van vertrouwenspersoon wordt uitgevoerd door de Stichting Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg en geldt voor alle vormen van jeugdhulp, uitgezonderd de jeugd-GGZ intramuraal.

Het Ministerie van VWS blijft verantwoordelijk voor het vertrouwenswerk voor het intramurale deel van de jeugd-GGZ.

 

Belangenvereniging

Voor informatie en advies over het PGB:

Belangenvereniging Per Saldo

www.pgb.nl

T: 0900-7424857

 

Artikel 5.3 Toezicht

De toezicht op kwaliteit is op landelijk niveau belegd en wordt uitgevoerd door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). De toezicht op rechtmatigheid is op regionaal niveau belegd en wordt uitgevoerd door de gemeente Leiden. Het toezicht op zowel de rechtmatigheid als de kwaliteit is onderdeel van de uitvoering van gemeentelijke voorzieningen en verstrekkingen volgens de geldende regels en besluiten.

 

De gemeente heeft een toezichthoudend ambtenaar aangesteld voor zowel het toezicht op kwaliteit als het toezicht op rechtmatigheid. Dit is vastgelegd in het Aanwijzingsbesluit Toezichthouders WMO en Jeugdwet 2020.

 

Toezicht op de kwaliteit

Deze functie wordt binnen de Leidse regio gezamenlijk opgepakt. De functie van toezichthouder is op landelijk niveau belegd en wordt uitgevoerd door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Het IGJ ziet erop toe dat de uitvoering van de taken door aanbieders aan de kwaliteitsvereisten voldoet, het zogenaamde risico gestuurde toezicht. Het gaat hier niet (alleen) om controleren, maar juist ook om het monitoren en in gesprek zijn over de kwaliteit. Toezicht houden betekent ook tijdig signaleren van factoren die de kwaliteit van de dienstverlening en ondersteuning negatief kunnen beïnvloeden.

Daarnaast hoort tot de taak van het IGJ het zogenaamde calamiteiten toezicht. Aanbieders zijn ingevolge de Jeugdwet 2015 verplicht een eventueel bij hen opgetreden calamiteit binnen drie werkdagen te melden aan het IGJ. Het IGJ zal na een opgetreden calamiteit onderzoek verrichten naar de oorzaken die hebben geleid tot de calamiteit.

 

Toezicht op rechtmatigheid

Het college heeft een team toezichthouders rechtmatigheid aangesteld die erop toezien dat de beschikte zorg (zorg in natura en pgb) rechtmatig besteed wordt (zie ook artikel 31). Deze toezichthouders zijn verbonden aan het team Ondersteuning Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling. Met ‘rechtmatigheid’ bedoelen we het uitvoeren van gemeentelijke voorzieningen en verstrekkingen volgens de geldende regels en besluiten. Onrechtmatigheid (ook wel misbruik) kan zowel onbewust als bewust zijn. Als een inwoner onbewust in strijd met de geldende regels handelt, dan noemen we dit een fout. Dit kan het gevolg zijn van onduidelijkheid, vergissingen of onoplettendheid. Hieronder valt ook ondoelmatig en/of ongepast gebruik: indien de geleverde ondersteuning niet noodzakelijk en/of effectief is en er sprake is van overbehandeling (verspilling) of onderbehandeling. Bewust in strijd met de geldende regels handelen, noemen we fraude. Onder fraude verstaan we het opzettelijk en doelbewust in strijd met de regels handelen met het doel om eigen of andermans financieel voordeel te verkrijgen. De toezichthouders kunnen zowel proactief (risicogestuurd: op basis van vooraf vastgestelde prioriteiten of thema’s of steekproefsgewijs) als reactief (signaalgestuurd naar aanleiding van een melding van vermoedelijke fouten of fraude) optreden. Een melding kan door iedereen gedaan worden, interne meldingen kunnen worden gemeld via een e-mailadres en externe meldingen (door instanties, professionals en/of inwoners) kunnen worden gemeld via het meldingsformulier op de website van gemeente Leiden.

 

Verplichting tot medewerking

Het toezicht op zowel de rechtmatigheid als de kwaliteit is onderdeel van de uitvoering van gemeentelijke voorzieningen en verstrekkingen volgens de geldende regels en besluiten. Er geldt een verplichting voor zorgaanbieders, cliënten, budgethouders en andere betrokkenen bij de verstrekking van zorg in natura of een pgb tot volledige medewerking aan toezicht en aangekondigd en onaangekondigd onderzoek door de gemeente (of door ons daartoe aangewezen derden) op de naleving van de contracteisen, inhoudelijke kwaliteit en op presentie- en financiële administratie waaronder begrepen: formele- en materiële onderzoeken, kwaliteitsonderzoeken, rechtmatigheid- en doelmatigheid onderzoeken, onderzoeken n.a.v. calamiteiten/geweldsincidenten, detailcontroles, fysieke controles op locatie en fraudeonderzoeken.