maandag 27 februari 2023
Originele publicatie downloaden:
Type bekendmaking:
beleidsregel



Beleidsregels Bibob Zoeterwoude 2023

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Zoeterwoude, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

 

overwegende dat,

 

  • voorkomen moet worden dat de overheid criminele activiteiten faciliteert;

  • de gemeente Zoeterwoude alleen zaken wil doen met integere partijen;

  • de aanpak van ondermijning een prioriteit is in het Integraal Veiligheidsbeleid 2023 – 2026 en een plan van aanpak ondermijning 2022 – 2023 is opgesteld, waarbij de Wet Bibob als een belangrijk instrument wordt gezien in de aanpak;

  • de Bibob-norm in district Leiden-Bollenstreek in 2021 is vastgesteld, waar onder andere in is opgenomen dat elke gemeente zorg draagt voor een actueel Bibob-beleid;

  • het voorgaande Bibob-beleid uit 2012 komt;

  • de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Zoeterwoude op basis van het voorgaande tot vernieuwing van hun Bibob-beleid over wil gaan;

gelet op,

 

het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, alsook de relevante bepalingen in de Alcoholwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Omgevingswet (na inwerkingtreding), de Huisvestingswet, de Algemene plaatselijke verordening 2020, de Algemene Subsidieverordening 2012, de Aanbestedingswet 2012 en het Burgerlijk Wetboek.

 

besluiten vast te stellen:

 

Beleidsregels Bibob Zoeterwoude 2023.

 

Hoofdstuk 1: algemeen

1.1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel zijn de definities zoals genoemd in artikel 1.1 van de Wet Bibob van toepassing.

 

Waar in deze beleidsregel ‘de gemeente’ wordt genoemd, wordt zowel het bestuursorgaan – als wanneer van toepassing – de rechtspersoon met een overheidstaak bedoeld.

 

  • 1.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      aanvraag: een aanvraag zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      APV: Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Zoeterwoude;

    • c.

      bestuursorgaan: de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoeterwoude.

    • d.

      Bibob -toets: het doen van onderzoek naar een aanvraag waarbij met toepassing van de Wet Bibob door de gemeente wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om:

      • de aanvraag te weigeren;

      • de kandidaat niet tot de overheidsopdracht toe te laten;

      • de overeenkomst niet aan te gaan;

      • de beschikking in te trekken, te beëindigen of daaraan voorschriften te verbinden;

      • advies bij het Bureau aan te vragen (artikel 9 lid 2 van de Wet Bibob).

    • e.

      Bibob -vragenformulier: vragenformulier zoals vastgesteld door Justis en aanvullende vragen die de gemeente zo goed mogelijk in staat stellen het onderzoek als bedoeld in artikel 4 te verrichten, gebaseerd op de regeling als bedoeld in artikel 7a lid 5 van de wet Bibob.

    • f.

      Het Bureau: het Landelijk Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (LBB) zoals bedoeld in artikel 8 van de wet Bibob;

    • g.

      Eigen ambtelijke informatie: informatie die binnen de gemeentelijke organisatie aanwezig en die de gemeente in het kader van het eigen onderzoek kan gebruiken en/ of informatie waarover de gemeente op verzoek over kan beschikken, zoals omschreven in de toelichting van deze beleidsregel;

    • h.

      RIEC: het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum, het regionaal samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 28 lid 2 onder d van de wet Bibob;

    • i.

      subsidie: een subsidie zoals bedoeld in artikel 4:21 Awb;

    • j.

      Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.2 Afwijken beleid

In individuele gevallen kan er worden besloten om af te wijken van dit beleid en over te gaan tot uitvoering van een Bibob-toets in het kader van de Wet Bibob, wanneer de omstandigheden van het individuele geval daar naar oordeel van de gemeente aanleiding toe geven.

Hoofdstuk 2: toepassing van de Wet Bibob in de gemeente Zoeterwoude

2.1 Vergunningen

De gemeente zal een Bibob-toets uitvoeren bij aanvraag of wijziging van de volgende vergunningen:

 

Horeca en kansspelen

  • 1.

    Alcoholwetvergunning (artikel 3 Alcoholwet);

  • 2.

    Vergunning speelgelegenheid (artikel 2:39 van de APV).

Seksinrichtingen

  • 3.

    Exploitatievergunning seksinrichting (artikel 3:3 van de APV), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming.

  • 4.

    De gemeente voert één keer per vier jaar een Bibob-toets uit bij een verleende exploitatievergunning seksinrichting.

De gemeente zal een Bibob-toets uitvoeren bij aanvraag of wijziging van de volgende vergunningen, als dit valt onder één van de genoemde risicocategorieën en/of risicogebieden in Bijlage 1.

 

Evenementen

  • 5.

    Evenementenvergunning (artikel 2:25 van de APV).

Bouwen & milieu

  • 6.

    Omgevingsvergunning bouwactiviteit (artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder a Wabo).

  • 7.

    Omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet).

  • 8.

    Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder i Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob kan worden geweigerd).

De gemeente kan een Bibob-toets uitvoeren bij aanvraag of wijziging van de volgende vergunningen/aanvragen, als de activiteiten vallen onder de in Bijlage 1 benoemde risicocategorieën en/of risicogebieden en/of er sprake is van informatie:

  • die bij de gemeente bekend is (eigen ambtelijke informatie);

  • van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

  • van het Bureau (bijvoorbeeld een tip zoals bedoeld in artikel 11 en/of informatie zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob );

  • van het OM (OM-tip, zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob );

  • van een bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet (zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob ).

Het gaat hierbij om duidelijke aanwijzingen die het vermoeden rechtvaardigen, dat ten aanzien van de betrokkene(n) en/of derde(n) als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de wet, mogelijk sprake is van een mindere mate van gevaar of ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

 

Horeca en kansspelen

  • 1.

    Alcoholwetvergunning paracommerciële rechtspersonen (de aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet, in het geval het een paracommerciële rechtspersoon betreft, als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet);

  • 2.

    Bijschrijven leidinggevende op de Alcoholwetvergunning (artikel 30a Alcoholwet);

  • 3.

    Aanwezigheidsvergunning kansspelautomaat (artikel 30b van de Wet op de kansspelen);

Bouwen & milieu

  • 4.

    Omgevingsvergunning bouwactiviteit (artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder a Wabo);

  • 5.

    Omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet);

  • 6.

    Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder i Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob kan worden geweigerd).

Als de aangevraagde of al verleende omgevingsvergunning gaat gelden voor een ander dan de aanvrager of vergunninghouder, zoals bedoeld in artikel 2:25, tweede lid van de Wabo, wordt eveneens een Bibob-toets uitgevoerd.

 

Huisvesting

  • 7.

    Activiteiten zoals bedoeld in artikel 8, 21 en 22 van de Huisvestingswet 2014:

    • o

      Onttrekking (zoals bedoeld in Artikel 21 lid a.)

    • o

      Samenvoeging (zoals bedoeld in Artikel 21 lid b.)

    • o

      Omzetting (zoals bedoeld in Artikel 21 lid c.)

    • o

      Verbouwing (zoals bedoeld in Artikel 21 lid d.)

    • o

      Splitsing (zoals bedoeld in Artikel 22)

    • o

      Huisvestingsvergunning (zoals bedoeld in artikel 8)

Overige aanvragen om vergunningen die niet eerder zijn benoemd in deze beleidsregel, waarbij de gemeente bevoegd is tot het toepassen van de Wet.

2.2 Verleende vergunningen

  • 1.

    De gemeente kan een Bibob-toets uitvoeren bij verleende vergunningen als:

    • er sprake is van een melding als bedoeld in artikel 2:25 van de Wabo en de activiteit(en) waar deze vergunning op ziet in Bijlage 1 is aangewezen als een risicocategorie en/of -gebied;

    • de vergunning gaat over een activiteit en/of gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een genomen besluit van de gemeente na de verstrekking van de vergunning, in Bijlage 1 is aangewezen als een risicocategorie en/of -gebied;

    • vanuit eigen ambtelijke informatie en/of vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er mogelijk sprake is van een ernstige mate van gevaar of mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

    • er een tip van het Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet is ontvangen;

    • er een tip van het OM of een tip van een bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet is ontvangen.

2.3 Vastgoed

  • 1.

    De gemeente kan een Bibob-toets uitvoeren bij vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij is, als:

    • De vastgoedtransactie één of meerdere van onderstaande kenmerken heeft:

      • o

        behoort tot een door de gemeente benoemde risicocategorie en/of risicogebied zoals benoemd in Bijlage 1;

      • o

        betrekking heeft op een onroerende zaak of grond gelegen in een gebied, gebouw of gaat over een branche dat op basis van artikel 2:34c van de APV door de burgemeester is aangewezen;

      • o

        grote financiële complexiteit;

      • o

        complexe bedrijfsstructuur;

      • o

        hoog financieel risico voor de gemeente;

      • o

        wanneer ook sprake is van een aanvraag om beschikking en deze getoetst wordt aan de Wet Bibob.

    • Er sprake is van informatie:

      • o

        die bij de gemeente bekend is (eigen ambtelijke informatie);

      • o

        van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

      • o

        van het Bureau (bijvoorbeeld een tip zoals bedoeld in artikel 11 en/of informatie zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob);

      • o

        van het OM (OM-tip, zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob);

      • o

        van een bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet (zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob).

    waarbij vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    Bij de start van onderhandelingen, zal de gemeente de wederpartij informeren dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.

  • 3.

    In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

  • 4.

    Als is besloten tot uitvoering van een Bibob toets neemt de gemeente geen definitief besluit tot het aangaan van een vastgoedtransactie totdat het Bibob onderzoek volledig is afgerond.

2.4 Overheidsopdrachten

  • 1.

    De gemeente kan een Bibob-toets uitvoeren bij overheidsopdrachten zoals bedoeld in de Aanbestedingenwet, als:

    • de activiteiten vallen onder de in Bijlage 1 benoemde risicocategorieën en/of risicogebieden;

    • als er sprake is van informatie:

      • o

        die bij de gemeente bekend is (eigen ambtelijke informatie);

      • o

        van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

      • o

        van het Bureau (bijvoorbeeld een tip zoals bedoeld in artikel 11 en/of informatie zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob);

      • o

        van het OM (OM-tip, zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob);

      • o

        van een bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet (zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob).

    • waarbij vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2.

    In aanbestedingsdocumenten zal worden opgenomen dat inschrijvende partijen er rekening mee moeten houden dat de gemeente, alvorens tot gunning over te gaan, een Bibob-toets kan uitvoeren.

2.5 Subsidies

  • 1.

    De gemeente kan een Bibob-toets uitvoeren bij een aanvraag om een subsidie of een reeds verleende subsidie, als:

    • de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd valt onder één of meer van de in de Bijlage 1 genoemde risicocategorieën en/of risicogebieden;

    • de te subsidiëren activiteit plaatsvindt in een gebouw, gebied of branche dat op basis van artikel 2:34c van de APV door de burgemeester is aangewezen. Dit geldt ook wanneer de subsidieaanvrager of -ontvanger in dit gebouw of gebied is gevestigd en de te subsidiëren activiteit op een andere locatie plaatsvindt;

    • als er sprake is van informatie:

      • o

        die bij de gemeente bekend is (eigen ambtelijke informatie);

      • o

        van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

      • o

        van het Bureau (bijvoorbeeld een tip zoals bedoeld in artikel 11 en/of informatie zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob);

      • o

        van het OM (OM-tip, zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob);

      • o

        van een bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet (zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob).

Het gaat hierbij om duidelijke aanwijzingen die het vermoeden rechtvaardigen, dat ten aanzien van de betrokkene(n) en/of derde(n) als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de wet, mogelijk sprake is van een mindere mate van gevaar of ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

2.6 Uitzonderingen

De Bibob-toets zal niet worden uitgevoerd (behalve als hiertoe aanleiding bestaat), indien de aanvraag afkomstig is van:

  • overheidsinstanties;

  • semi-overheidsinstanties;

  • een rechtspersoon of organisatie waaraan de gemeente zelf deelneemt;

  • toegelaten woning(bouw)corporaties;

  • door het college bij besluit aangewezen betrokkenen.

Hoofdstuk 3: uitvoering van de Bibob-toets

 

In Bijlage 2 staat beschreven hoe de uitvoering van de Bibob-toets er uitziet.

Hoofdstuk 4: overige bepalingen

4.1 Intrekking oude beleidsregels

De Beleidsregels Bibob Zoeterwoude 2012 wordt ingetrokken met ingang van het moment waarop deze beleidsregel in werking treedt.

4.2 Inwerkingtreding

De beleidsregels treden in werking op de eerste dag na bekendmaking van de beleidsregels.

4.3 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Bibob Zoeterwoude 2023.

Zoeterwoude, 07 februari 2023

De burgemeester van Zoeterwoude

Zoeterwoude, 07 februari 2023

Burgemeester en wethouders van Zoeterwoude

de secretaris,

A. de Baat (Wnd.)

de burgemeester,

F. Q. A. van Trigt

Toelichting Beleidsregel Bibob Zoeterwoude 2023

Doel van de wet Bibob voor de gemeente

De Wet Bibob geeft de gemeente de mogelijkheid de achtergrond van een aanvrager van bijvoorbeeld een vergunning, subsidie of vastgoedtransactie met de gemeente te onderzoeken. Als gevaar dreigt dat een vergunning of subsidie wordt misbruikt voor criminele activiteiten of dat crimineel vermogen wordt geïnvesteerd, kan de gemeente de aanvraag weigeren, de afgegeven vergunning of subsidie intrekken of overheidsopdrachten of overeenkomsten ontbinden.

 

Doel van de wet is om te voorkomen dat geld afkomstig uit criminele activiteiten gebruikt wordt of dat bijvoorbeeld een vergunning misbruikt wordt voor criminele activiteiten. Door toepassing van deze wet kan de gemeente voorkomen dat ze criminele activiteiten faciliteert door bijvoorbeeld het verlenen van een vergunning. Zo kan de gemeente bij een aanvraag van de Alcoholwetvergunning screenen op het strafrechtelijke verleden van de aanvrager en de leidinggevenden. De gemeente onderzoekt bij een Bibob toets verder de financiering en de achtergrond van de onderneming.

 

Doel van de beleidsregel

De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Bibob. Door het opnemen en implementeren van een beleidsregel biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel medewerkers, inwoners, ondernemers en andere initiatiefnemers.

 

De beleidsregel is zo opgesteld, dat in dat geval in een zo vroeg mogelijk stadium de Wet Bibob wordt ingezet. Wanneer er bijvoorbeeld plannen zijn om een nieuw hotel te realiseren, waarbij er en sprake is van kavelverkoop, bouwactiviteiten en uiteindelijk ook een Alcoholwetvergunning wordt aangevraagd, dan zal eerst gekeken worden of bij de kavelverkoop een Bibob-toets zal worden gestart. Dit voorkomt dat een initiatiefnemer te maken krijgt met meerdere Bibob-toetsen en dat pas in een laat stadium de integriteit van de initiatiefnemer wordt getoetst. Belangrijk hierbij wel is dat inzichtelijk is wie (uiteindelijk) zeggenschap heeft over de activiteiten (eindgebruiker) en hoe de financiering van het volledige project gaat plaatsvinden. Wanneer de initiatiefnemer niet de uiteindelijk eindgebruiker/ betrokkene is, of wanneer de financiering nog niet (volledig) bekend is, kan het zijn dat er uiteindelijk meerdere toetsmomenten zijn. Bijvoorbeeld wanneer de eigenaar van het hotel die de vastgoedtransactie aangaat en het bouwwerk realiseert een andere partij is dan de gebruiker van het hotel die de Drank- en horecavergunning aanvraagt, of wanneer projecten in delen worden verkocht waarbij vooraf niet alle kopers nog bekend zijn.

 

De kan- en de zal-bepaling

In de Bibob beleidsregel wordt onderscheid gemaakt tussen de zal- en kan-bepaling. De zal-bepaling houdt in dat de gemeente er op stuurt dat ten aanzien van dat onderdeel steeds aan de Wet Bibob wordt getoetst. Het niet toepassen van de beleidsregel dient nader te worden gemotiveerd. De zal-bepaling geeft een duidelijke lijn aan waardoor er geen willekeur ontstaat. Daarnaast heeft het een preventief karakter. Personen die een vergunning willen misbruiken voor criminele activiteiten zullen minder snel een vergunning aanvragen bij de gemeente wanneer zij zien dat de Wet Bibob actief toegepast wordt.

 

Niet alle toepassingsgebieden zijn in de gemeente even kwetsbaar voor criminaliteit. Het staat daarom niet in verhouding om bij alle aanvragen altijd een Bibob-toets te starten. Voor de toepassingsgebieden die onder de kan-bepaling vallen, geldt dat de gemeente in ieder geval de Wet Bibob toepast als ze daartoe een tip krijgt van het Openbaar Ministerie of een signaal ontvangt van een van de partners binnen het RIEC samenwerkingsverband. Dit is een meer reactieve toepassing van de Wet Bibob.

 

Toelichting per toepassingsgebied

Om te bepalen hoe de Wet Bibob toegepast wordt per toepassingsgebied is gebruikt gemaakt van het Ondermijningsbeeld van de gemeente Zoeterwoude, opgesteld door het RIEC in 2021. Daarnaast is gekeken naar Bibob beleidsregels van omliggende gemeenten. Uitgangspunt is om de Wet Bibob zo gericht mogelijk in te zetten. Om willekeur bij een kan-bepaling zoveel mogelijk te voorkomen, zijn in het interne werkproces indicatoren opgenomen die een aanleiding kunnen geven voor de inzet van de Wet Bibob.

 

Zal-bepaling

 

Horeca & kansspelen

Verschillende elementen maken de horecabranche kwetsbaar voor ondermijnende criminaliteit 1 :

  • De sociale functie (bijvoorbeeld een ontmoetingsplek voor criminelen);

  • Financiële kenmerken (bijvoorbeeld gebruik voor witwassen);

  • Kwetsbaarheden rond wet- en regelgeving (denk aan vergunningsvrije horeca).

Daarnaast hebben bijna alle omliggende gemeenten een zal-bepaling op de Alcoholwetvergunning.

 

Speelgelegenheden zijn kwetsbaar voor witwassen en als ontmoetingsplek voor criminelen2 . Op één gemeente na hebben alle omliggende gemeenten een zal-bepaling voor de vergunning van speelgelegenheden.

 

Seksinrichtingen

De prostitutiebranche is kwetsbaar voor mensenhandel3 . Daarnaast is deze branche kwetsbaar voor witwassen en drugshandel4 . Op één gemeente na hebben alle omliggende gemeenten een zal-bepaling voor de vergunning van seksinrichtingen.

 

Evenementen bij risicocategorieën

Uit onderzoek blijkt dat een deel van de vechtsportevenementen op verschillende wijze kwetsbaar is voor criminaliteit. Voorbeelden hiervan zijn financiering via illegaal gekregen geld en daarbij witwassen en (VIP-)bezoekers met criminele antecedenten5 .

 

Criminele motorbendes, ook wel Outlaw Motorcycle Gangs (OMG’s), zijn hiërarchisch georganiseerde motorclubs die door hun leden gebruikt worden voor (de afscherming van) criminele en ondermijnende activiteiten6 . Uit diverse onderzoeken blijkt dat de meerderheid van de leden van OMG’s een strafblad heeft. Wanneer zowel clubleden als clubleiders betrokken zijn bij crimineel gedrag, is dit een sterke aanwijzing een bepaalde outlaw motorclub gecategoriseerd kan worden als ‘criminele organisatie’7 .

 

Bouw & milieu bij risicocategorieën

Uit het ondermijningsbeeld blijkt dat de risico's in Zoeterwoude met name liggen bij bedrijventerreinen en het uitgestrekte buitengebied. Dit kan worden misbruikt voor de illegale huisvesting van arbeidsmigranten, het opzetten van een drugslab of hennepkwekerij, illegale prostitutie en mensenhandel en witwassen. In deze kwetsbare gebieden worden met name omgevingsvergunningen aangevraagd. Het is niet proportioneel om bij alle omgevingsvergunningen een Bibob-toets te starten. Hierbij staat het doel (voorkomen van misbruik), niet in verhouding met de lasten voor de organisatie en de aanvrager. We starten alleen standaard een Bibob-toets bij de in Bijlage 1 genoemde risicocategorieën, omdat deze categorieën worden gezien als het meest kwetsbaar voor ondermijnende criminaliteit8 .

 

Kan-bepaling

 

Huisvesting

Op dit moment is de huisvestingsverordening binnen de gemeente Zoeterwoude alleen van toepassing op de samenstelling van de sociale woningvoorraad. Onttrekking, samenvoeging en splitsing van woningen in de sociale woningvoorraad is hierin geregeld. Omdat het op dit moment niet om particuliere huisvesting gaat, is gekozen voor een kan-bepaling. Dit is in lijn met artikel 2.17 van de Beleidsregel, waarin staat dat er bij toegelaten woning(bouw)corporaties in principe geen Bibob-toets plaatsvindt, tenzij hier aanleiding toe bestaat.

 

Vastgoedtransacties

Vastgoedaankopen en -verkopen waarbij de gemeente partij is, zijn klein van omvang en aard. Het betreffen met name groenstroken.

 

Overheidsopdrachten

De Wet Bibob geeft de gemeente een extra instrument om de integriteit van een inschrijver te beoordelen. Omdat de Aanbestedingswet hier ook mogelijkheden voor biedt, is gekozen voor een kan-bepaling.

 

Subsidies

Vanwege het diffuse karakter van subsidies en de relatief kleine bedragen, is gekozen om niet bij alle aanvragen standaard een Bibob-toets te doen.

BIJLAGE 1 Aangewezen risicocategorieën en gebieden

 

Toelichting:

In deze bijlage zijn activiteiten opgenomen, waarbij er een risico aanwezig is dat met die activiteiten strafbare feiten worden gepleegd, dan wel dat die activiteit wordt gebruikt om onrechtmatig verkregen voordelen te benutten. De lijst met risicocategorieën is tot stand gekomen op basis van het Ondermijningsbeeld van de gemeente Zoeterwoude (opgesteld door het RIEC in 2021) en vanwege een verhoogd risico op misstanden bekend vanuit het samenwerkingsverband RIEC.

 

Het benoemen van onderstaande activiteiten betekent niet dat voor deze activiteiten ook een vergunningplicht geldt of gaat gelden. Wanneer er activiteiten (gaan) plaatsvinden waarvoor geen beschikking dient te worden afgegeven of geen overeenkomst wordt aangegaan die onder de werking van de Wet Bibob valt, kan er ook geen Bibob-toets kunnen plaatsvinden.

 

Risicocategorieën:

 

  • Horecabedrijven;

  • hotels/pensions;

  • wisselkantoren;

  • transities van de bestemming niet-wonen naar wonen;

  • onttrekking, samenvoeging, omzetting, verbouwing, splitsing van woningen/panden voor kamerverhuur of realisatie van (meerdere) woonruimten;

  • kamerverhuur;

  • woonruimte voor arbeidsmigranten;

  • voorzieningen voor logies en verhuur aan toeristen;

  • seksinrichtingen, inclusief escortbedrijven;

  • sekswinkels;

  • coffeeshops;

  • vechtsportgala’s (of vergelijkbare evenementen);

  • ride outs motorclubs (of vergelijkbare evenementen);

  • shishalounges;

  • smartshops/ headshops;

  • darkstores;

  • massage- en beautysalons, kappers en nagelstudio’s;

  • wellnesscentra/zonnestudio’s;

  • speelautomatenhallen/gamecenters;

  • kapsalons;

  • fitnessbedrijven;

  • belwinkels, internetcafés en gamecenters;

  • vuurwerkbranche;

  • bedrijfsverzamelgebouwen;

  • garageboxen/ opslagruimtes;

  • autobranche (autohandel, garages, leasebedrijven en autodemontage);

  • handelingen met banden van voertuigen en met schroot (metaalrecycling) en autodemontage, het opbulken van grond en kunststofrecycling;

  • sloopbedrijven/ asbestverwijderingsbedrijven;

  • afvalbewerkings- en -verwerkingsbedrijven;

  • afvalrecyclingbedrijven;

  • inrichtingen voor het reinigen van drukhouders, insluitsystemen, ketels, vaten, mobiele tanks, tankauto's, tank- of bulkcontainers;

  • energieproducenten (w.o. (mest)vergisters, windmolens, zonneparken, etc.);

  • recreatieparken en jachthavens;

  • zorgbureaus/zorgaanbieders (inclusief aanbieden van zorgwoningen).

Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet-limitatief, maar geeft een indicatie van mogelijke risicocategorieën. Deze opsomming kan aangepast worden, indien ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.

 

Risicogebieden

 

-

 

Toelichting

De gemeente kan bepaalde gebieden aanwijzen waarbij het wenselijk is dat in dat gebied een eigen onderzoek wordt gestart indien sprake is van een aanvraag voor een vergunning (of een verleende vergunning) of een vastgoedtransactie wordt aangegaan of een overheidsopdracht wordt gegund.

 

Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen, revitalisatie van gebieden of bepaalde gebieden waar sprake is van (vermoedens van) ondermijnende activiteiten.

BIJLAGE 2 Uitvoering van de Bibob-toets

 

1 Beoordeling door de gemeente

  • 1.

    Nieuw ingediende aanvragen om een beschikking worden eerst aan de reguliere eisen getoetst.

  • 2.

    Wanneer aan de reguliere eisen wordt voldaan, zal of kan de gemeente een Bibob-toets uitvoeren, zoals aangegeven in hoofdstuk 2 van dit beleid.

  • 3.

    Wanneer er vermoedens zijn dat door de betrokkene(n) in een Bibob onderzoek valsheid in geschrifte is gepleegd, wordt door de gemeente een afweging gemaakt of het passend is hiervan aangifte te doen.

2 Eigen onderzoek

  • 1.

    De Bibob-toets start met een eigen onderzoek door de gemeente.

  • 2.

    Het onderzoek naar het zich voordoen van de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

    • a.

      het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking, dan wel het beoordelen van een reeds verleende beschikking of een (voorgenomen) vastgoedtransactie, of (gunning van) een overheidsopdracht en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van de bij de gemeente bekende feiten en omstandigheden; en

    • b.

      het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die, al dan niet door middel van de gegevens zoals vermeld in het Bibob vragenformulier en bijbehorende bijlagen, is verstrekt door de betrokkene, alsmede van gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen van de partners van het RIEC en andere bronnen die de gemeente volgens de wet Bibob kan raadplegen.

       

      Concreet betekent dit in ieder geval:

      • controle en analyse op het Bibob vragenformulieren inclusief bijlagen, en de door de betrokkene daarbij aangeleverde documenten;

      • de controle en analyse van eventuele extra, op verzoek van de gemeente door betrokkene overlegde documenten of informatie;

      • open bronnenonderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster etc.) ten aanzien van de betrokkene en mogelijke relevante Bibob-relaties;

      • bevragen van politiegegevens ten aanzien van de betrokkene(n) op grond van artikel 4.3 onder L van het Besluit politiegegevens (al dan niet via het RIEC);

      • opvragen van Justitiële gegevens op grond van de Wet Bibob (artikel 15 Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens) over de volgende personen:

        • o

          de betrokkene, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet Bibob;

        • o

          degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;

        • o

          degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

        • o

          degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

        • o

          degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;

        • o

          degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene.

      • de officier van justitie, een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, en die beschikt over gegevens die erop duiden dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn of naar redelijkerwijs kan worden vermoed gepleegd zullen worden, gevraagd worden of er aanleiding is om ten aanzien van deze betrokkene een eigen onderzoek te starten en eventueel daarna het Bureau Bibob om een advies te vragen;

    • En indien hier aanleiding toe is:

      • opvragen van Belastingdienst informatie (volgens de gestelde richtlijnen van de Belastingdienst, al dan niet via het RIEC) over de volgende personen;

        • o

          de betrokkene;

        • o

          degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;

        • o

          degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

        • o

          degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

        • o

          degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;

        • o

          degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene;

      • opvragen artikel 11a bericht bij het Bureau over de volgende personen;

        • o

          de betrokkene;

        • o

          degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;

        • o

          degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

        • o

          degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

        • o

          degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;

        • o

          degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene;

        • o

          Justitiële gegevens opvragen ten aanzien van de volgende personen:

        • o

          de betrokkene;

        • o

          degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;

        • o

          degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

        • o

          degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

        • o

          degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;

        • o

          degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene;

      • ondersteuning/advisering van het RIEC.

  • 3.

    Ten aanzien van de financiering van het project/ activiteit geldt dat de financiering aannemelijk en transparant dient te zijn. Om de financiering aannemelijk en transparant te maken, gelden ten aanzien van de financiering nog de volgende bepalingen:

    • o

      bij financiering door middel van eigen vermogen dient de aanwezigheid en de herkomst van dit eigen vermogen aangetoond te worden;

    • o

      wanneer sprake is van financiering uit eigen vermogen door middel van contante gelden, dient de aanwezigheid en de herkomst van het contante geld aannemelijk en inzichtelijk te worden gemaakt door de betrokkene(n);

    • o

      bij financiering door middel van vreemd vermogen dient altijd een (in het Nederlands dan wel vertaalde) leningsovereenkomst overlegd te worden waaruit de financiering blijkt en onder welke voorwaarden deze financiering is verstrekt;

    • o

      bij financiering door middel van vreemd vermogen dient de identiteit van de vermogensverschaffer aangetoond te worden door middel van een geldig Identiteitsbewijs en actuele adres- en woonplaatsgegevens van de vermogensverschaffer. Bij financiering door rechtspersonen dienen de uiteindelijk natuurlijke personen (bestuurders en aandeelhouders) achter deze rechtspersonen inzichtelijk gemaakt te worden;

    • o

      wanneer financiering van vreemd vermogen plaatsvindt door middel van contante gelden dient de geldstroom van de vermogensverschaffer naar betrokkene(n) volledig inzichtelijk en aannemelijk te worden gemaakt;

    • o

      wanneer financiering van vreemd vermogen plaatsvindt door middel van crowdfunding dan wel vergelijkbare financiering, kan de gemeente het betreffende platform verplichten de identiteit van de uiteindelijke vermogensverschaffers kenbaar te maken aan de gemeente.

  • 4.

    Wanneer het eigen onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar, zoals vermeld in artikel 3 van de wet Bibob, kan advies worden gevraagd bij het Bureau (artikel 9 van de wet).

3 Informatieverstrekking door betrokkene

  • 1.

    Als de gemeente besluit om een Bibob-toets uit te voeren bij een aangevraagde beschikking, (voorgenomen) vastgoedtransactie, of (gunning van) een overheidsopdracht moet betrokkene, naast de standaard aanvraagformulieren, ook het door de gemeente vastgestelde Bibob-vragenformulier volledig invullen en, voorzien van de benodigde bijlagen, bij de gemeente indienen.

  • 2.

    Om een verleende beschikking te kunnen beoordelen, vult betrokkene het door de gemeente vastgestelde Bibob-vragenformulier volledig in en levert deze bij de gemeente in.

  • 3.

    Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, dan wel de gegevens zoals genoemd onder b (financiering) niet volledig zijn verstrekt, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld, nadat aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door de gemeente gestelde termijn aan te vullen.

  • Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren kan leiden tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de verleende vergunning;

  • 4.

    In het geval van een (voorgenomen) vastgoedtransactie zal geen overeenkomst tot stand komen, wanneer:

    • betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 7a van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

    • de wijze van financiering, zoals genoemd onder b van stap 1 (financiering) door de betrokkene(n) onvoldoende aannemelijk en inzichtelijk is gemaakt;

    • betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 12 Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Bureau gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

  • 5.

    In het geval van een (voorgenomen) overheidsopdracht gunt de gemeente een overheidsopdracht niet, indien de betrokkene heeft nagelaten:

    • de op grond van artikel 7a van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

    • de wijze van financiering, zoals genoemd onder b van stap 1 (financiering) door de betrokkene(n) onvoldoende aannemelijk en inzichtelijk is gemaakt;

    • de op grond van artikel 12 van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Bureau gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden.

  • 6.

    Er hoeft geen Bibob-vragenformulier ingediend te worden door betrokkene wanneer dit naar het oordeel van de gemeente niet noodzakelijk is voor het uitvoeren van het eigen onderzoek.

4 Ondersteuning door het Bureau

  • 1.

    Aanvullend op het eigen onderzoek zoals benoemd in artikel 3.2 van deze beleidsregels, kan een advies bij het Bureau worden aangevraagd als:

    • na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

    • na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en);

    • na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten;

    • de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob advies aan te vragen;

    • het Bureau de gemeente adviseert om, ten aanzien van een betrokkene, advies aan te vragen, zoals bedoeld in artikel 11 van de Wet.

  • 2.

    Een toetsing aan de wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau geldt als uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst gebruik moet maken van de eigen instrumenten (zoals uitgewerkt in artikel 2 van deze bijlage). Het vragen van een advies aan het Bureau moet evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

  • 3.

    De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Awb. Hiertegen staat geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager van een vergunning altijd toegestaan de aanvraag in te trekken.

  • 4.

    De gemeente kan een ontvangen advies van het Bureau vijf jaar lang gebruiken bij een andere beslissing.

5 Adviestermijn van het Bureau

  • 1.

    Als de gemeente een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt (op grond van artikel 31 van de wet Bibob) de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking moet worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt op de dag waarop het advies is ontvangen. Deze opschorting duurt niet langer dan de termijn zoals genoemd in artikel 15, lid 1 van de wet Bibob.

  • 2.

    Wanneer het Bureau het advies niet binnen de in artikel 15, lid 1 van de wet Bibob gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op (grond van artikel 15, derde lid van de wet Bibob), de termijn te verlengen. Deze verlenging is niet langer dan de termijn genoemd in artikel 15, lid 3 van de wet Bibob.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene direct over een verlenging zoals hierboven bedoeld.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, en eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau zoals bedoeld in artikel 15, lid 2 van de Wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

6 Informatieplicht naar betrokkene

  • 1.

    De gemeente informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn (zoals bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet Bibob).

  • 2.

    In geval een advies van het Bureau leidt tot:

    • het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren,

    • een eerder verleende beschikking in te trekken,

    • om aan een aangevraagde of reeds verstrekte beschikking aanvullende voorschriften te verbinden,

    • niet mee te werken aan een vastgoedtransactie, deze te ontbinden, of hier voorwaarden aan te verbinden,

    • of een gegadigde van een overheidsopdracht uit te sluiten, de overeenkomst te ontbinden of hieraan voorwaarden te verbinden,

  • wordt aan betrokkene de mogelijkheid geboden om een kopie van het adviesrapport te ontvangen.

  • 3.

    In aanvulling op het tweede lid wordt betrokkene door de gemeente gewezen op zijn geheimhoudingsplicht (zoals bedoeld in artikel 28 van de wet). Betrokkene ondertekent voor de ontvangst van een kopie van het adviesrapport een geheimhoudingsverklaring.

  • 4.

    In het geval een derde wordt genoemd in het advies, dan wordt deze derde de mogelijkheid geboden om over een kopie van het onderdeel van het adviesrapport te beschikken, voor zover dit betrekking heeft op deze derde.

  • 5.

    In aanvulling op het vierde lid wordt deze derde door de gemeente gewezen op zijn geheimhoudingsplicht (zoals bedoeld in artikel 28 van de wet). De derde ondertekent voor de ontvangst van een kopie van het onderdeel van het adviesrapport dat op hem betrekking heeft een geheimhoudingsverklaring.

7 Weigering/intrekking

  • 1.

    Als de gemeente op basis van het eigen onderzoek in het kader van de wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstige of mindere mate van gevaar als bedoeld van de wet Bibob, kan het de gevraagde beschikking weigeren, de verleende beschikking intrekken of extra voorwaarden stellen.

  • 2.

    Als de gemeente op basis van het eigen onderzoek in het kader van de wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstige of mindere mate van gevaar als bedoeld in de Wet, kan dit aanleiding zijn om de (voorgenomen) overheidsopdracht of vastgoedtransactie niet aan te gaan, de overeenkomst te ontbinden, op te schorten of extra voorwaarden te stellen.

  • 3.

    De gemeente zal in beginsel bij vastgoedtransacties overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat ten minste één van de onderstaande situaties zich voordoet:

    • er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;

    • er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;

    • er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot ernstige strafbare feiten die naar het oordeel van de gemeente een integriteitsrisico vormen (ongeacht de mate van gevaar);

    • er is sprake van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd;

    • In de gevolgen van een Bibob-onderzoek dat is gestart nadat de vastgoedtransactie is aangegaan, wordt bij overeenkomst voorzien.

  • 4.

    In geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, kan de informatie uit het Bibob-onderzoek dienen als onderbouwing van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.

  • 5.

    Als de gemeente van plan is negatief te beslissen op de aanvraag van de beschikking, inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, kan de betrokkene daartegen een zienswijze in te brengen.

  • 6.

    Tegen een beslissing genomen door de gemeente op grond van de wet Bibob kan beroep en bezwaar worden ingediend.

8 Weigering/intrekking andere vergunningen van dezelfde betrokkene en sluiting

  • 1.

    Wanneer een advies wordt gevraagd ten aanzien van een betrokkene, dan heeft dit verzoek betrekking op alle aan de betrokkene binnen de gemeente verleende vergunningen, die onder de reikwijdte van de wet vallen. Dat betekent dat in het geval dat de gemeente een negatief advies van het Bureau overneemt, in een keer de aanvraag wordt geweigerd en alle reeds verstrekte vergunningen worden ingetrokken.

  • 2.

    Als een onderneming - van een betrokkene - die onder de reikwijdte van de wet Bibob valt ten tijde van de weigering of intrekking nog geopend is, zal direct tot sluiting worden overgegaan tenzij zwaarwegende belangen aanwezig zijn die sluiting niet rechtvaardigen.

9 Informatie-uitwisseling met andere gemeenten en/of rechtspersonen

  • 1.

    Indien sprake is van een zelfstandige gevaarsbeoordeling (zonder advies van het Bureau Bibob) of sprake is van een vermoeden dat de betrokkene(n) zich terugtrekt vanwege het Bibob-onderzoek, dan zal de gemeente hiervan melding zoals bedoeld in artikel 7a lid 7 en lid 8 van de wet Bibob.

  • 2.

    De gemeente zal indien hier aanleiding toe is gebruik maken van haar tipbevoegdheid als bedoeld in artikel 26 van de wet Bibob.

  • 3.

    De gemeente zal op verzoek de informatie verkregen op grond van de wet Bibob verstrekken aan andere gemeenten en/ of rechtspersonen zoals bedoeld en onder de voorwaarden als genoemd in artikel 28 lid 2 onder m van de Wet.